1

Europees Hof veroordeelt Belgische fiscale regels inzake onroerend goed in het buitenland

België is opnieuw veroordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie voor zijn fiscaal regime voor een tweede woning in een andere lidstaat.

De kwestie is niet nieuw en niet altijd goed begrepen.

België heft belasting op alle onroerende goederen, zelfs als u er geen huur voor ontvangt.

Als u alleen eigenaar bent van het huis waarin u woont, hoeft u helemaal niets op te geven, tenzij u een deel van uw huis verhuurt.

Als u een tweede verblijf bezit, of een woning die verhuurd is, geeft u het kadastraal inkomen op. Dit kadastraal inkomen wordt met 40 procent verhoogd en geïndexeerd om rekening te houden met de inflatie. U betaalt belasting op ongeveer 2,5 maal het kadastraal inkomen.

Als u in het buitenland onroerend goed bezit, gelden andere regels. U moet ofwel de werkelijke huur aangeven die u ontvangt (indien het verhuurd is), ofwel de huurwaarde voor een tweede verblijf.  De huurwaarde is de huur die u van een huurder zou ontvangen indien het verhuurd werd. In het algemeen is het aangeraden een vastgoedmakelaar te vragen u een huurwaarde te geven. U kan geen kosten voor onderhoud of herstellingen aftrekken, maar de administratie houdt automatisch 40% af voor dergelijke kosten. Wel kan u de inkomstenbelasting die u over het onroerend goed in het buitenland heeft betaald, aftrekken.

Theoretisch zou het belastingregime voor onroerend goed in België en in het buitenland hetzelfde moeten zijn omdat het kadastraal inkomen de theoretische huurwaarde van een onroerend goed in België is. Het kadastraal inkomen werd echter voor het laatst vastgesteld in 1975 en geeft ondanks indexatie niet de echte huurwaarde van een woning weer. Dit betekent dat buitenlands vastgoed zwaarder belast wordt dan Belgisch vastgoed.

Er is een verschil. Inkomsten uit een woning in een ander land is in België gewoonlijk vrijgesteld op grond van het dubbelbelastingverdrag tussen België en dat land. Niettemin houdt België rekening met deze inkomsten bij de bepaling van het belastingtarief dat van toepassing is op andere belastbare inkomsten in België. Dit wordt “vrijstelling met progressievoorbehoud” genoemd.  De inkomsten van buitenlands onroerend goed zal de belasting op de Belgische inkomsten opdrijven in de progressieve belastingtarieven.

In 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie reeds verklaard dat de verplichting om de huurwaarde van een buitenlandse onroerend goed aan te geven een inbreuk was op het door het vrij verkeer van kapitaal gewaarborgd door het Europese recht (zaak C-489/13, Verest en Gerards). In 2012 had België dat al toegegeven. Op 12 april 2018 heeft het Europees Hof België opnieuw veroordeeld (zaak C-110/17 Commissie t/België).

Dit betekent dat België zijn wetgeving zal moeten wijzigen om ervoor te zorgen dat onroerend goed in België en daarbuiten op een gelijkwaardige manier wordt behandeld, maar het Europese Hof heeft geen suggesties gedaan om het probleem op te lossen.

De beslissing zal een keuze zijn tussen een verhoging van de belasting op Belgisch onroerend goed en een andere vorm van waardering van het inkomen van onroerend goed in het buitenland. Voor tweede verblijven aanvaardt de belastingadministratie al de Franse tegenhanger voor het kadastraal inkomen, de “valeur locative”, maar niet alle landen hebben zo’n tegenhanger. Ze houden rekening met de marktwaarde van het vastgoed, in dat geval aanvaarden ze een vaste waarde zoals 2% van de Spaanse “valor cadastral” of 4% van de waarde van vastgoed in Nederland.

Een oplossing zou erin kunnen bestaan om eenvoudigweg de inkomsten van buitenlands onroerend goed vrij te stellen zonder progressievoorbehoud. Alleen de toekomst zal het uitwijzen.

Share this Post

Comments 1

  1. Geachte,
    betreffende bovenstaande problematiek zie ik maar één oplossing om de ongelijkheid weg te werken en benadelingen te beperken.
    Dit leg ik als volgt uit:
    Onroerende verhuur: invoer van het systeem werkelijke huurontvangsten en -lasten verminderd met de werkelijke kosten (EGW, grondbelasting, verwarming, afschrijvingen, verbouwingen, makelaarskosten, onderhoud, intresten,…). Dit systeem bestaat al in Duitsland en kent ginds weinig problemen. Het huidig systeem van geïndexeerd KI x 1,4 is nadelig voor de huurder omwille van jaarlijkse huurindexatie én het belemmert de noodzakelijke onderhoudswerken lastens de verhuurder.
    In een Duits voorbeeld is het trouwens al duidelijk dat een kostenforfait van 40 % niet realistisch is. Werkelijke kosten bedragen zo’n 70-80 %. Het moet dan ook de bedoeling zijn om het huurrecht in eerste instantie bij te schaven zoals de afschaffing van de jaarlijkse huurindexatie. Creatie van overdraagbare fiscale verliezen is evenzeer mogelijk omwille van verantwoorde onderhoudswerken. Het fictieve kostenforfait van 40 % veroorzaakt effectief dubbele belasting voor verhuurde onroerende goederen gelegen in een land van de EER buiten België, zelfs al is het met progressievoorbehoud.
    Tweede verblijven (niet-verhuurd): o.b.v. bovenstaande oplossing voor onroerende verhuur leidt dit verhaal tot niet-belastbaarheid van pure tweede verblijven zonder verhuurdoeleinden wat een goede zaak is voor tweede verblijven in België en een ander land gelegen in EER.
    Huidig systeem van geïndexeerd KI x 1,4 is pervers door de intrestaftrek en de aftrek langetermijnsparen. Verder is dit een pure vermogenstaxatie wat eigenlijk niet mag in een wetboek inkomstenbelasting. Inkomstenbelasting betreft taxatie van inkomsten. Vandaar dat het aangeven van een werkelijke huurwaarde een reinste waanzin zou zijn.
    In dat voorbeeld gewoon het onroerend inkomen, intrestaftrek en langetermijnsparen afschaffen voor België en de andere landen gelegen in de EER.
    Voor tweede verblijven is de invoer van vastgoedfiscaliteit apart van wetboek inkomstenbelasting mogelijk zonder een buitenlands onroerend goed daarbij te betrekken.
    KI blijft behouden voor de berekening van de onroerende voorheffing.
    Vrijstelling zonder progressievoorbehoud is een heel slecht idee omdat men dan de taxatie van het wereldwijd inkomen in vraag stelt. Dit kan dan leiden tot de vrijstelling van het buitenlands beroepsinkomen zonder progressievoorbehoud.
    Kan u eens bovenstaande kwesties onderzoeken en feedback geven, a.u.b.?
    Alvast bedankt!
    Met vriendelijke groeten,
    Benedikt Schlegel

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

2

Europees Hof veroordeelt Belgische fiscale regels inzake onroerend goed in het buitenland

België is opnieuw veroordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie voor zijn fiscaal regime voor een tweede woning in een andere lidstaat.

De kwestie is niet nieuw en niet altijd goed begrepen.

België heft belasting op alle onroerende goederen, zelfs als u er geen huur voor ontvangt.

Als u alleen eigenaar bent van het huis waarin u woont, hoeft u helemaal niets op te geven, tenzij u een deel van uw huis verhuurt.

Als u een tweede verblijf bezit, of een woning die verhuurd is, geeft u het kadastraal inkomen op. Dit kadastraal inkomen wordt met 40 procent verhoogd en geïndexeerd om rekening te houden met de inflatie. U betaalt belasting op ongeveer 2,5 maal het kadastraal inkomen.

Als u in het buitenland onroerend goed bezit, gelden andere regels. U moet ofwel de werkelijke huur aangeven die u ontvangt (indien het verhuurd is), ofwel de huurwaarde voor een tweede verblijf.  De huurwaarde is de huur die u van een huurder zou ontvangen indien het verhuurd werd. In het algemeen is het aangeraden een vastgoedmakelaar te vragen u een huurwaarde te geven. U kan geen kosten voor onderhoud of herstellingen aftrekken, maar de administratie houdt automatisch 40% af voor dergelijke kosten. Wel kan u de inkomstenbelasting die u over het onroerend goed in het buitenland heeft betaald, aftrekken.

Theoretisch zou het belastingregime voor onroerend goed in België en in het buitenland hetzelfde moeten zijn omdat het kadastraal inkomen de theoretische huurwaarde van een onroerend goed in België is. Het kadastraal inkomen werd echter voor het laatst vastgesteld in 1975 en geeft ondanks indexatie niet de echte huurwaarde van een woning weer. Dit betekent dat buitenlands vastgoed zwaarder belast wordt dan Belgisch vastgoed.

Er is een verschil. Inkomsten uit een woning in een ander land is in België gewoonlijk vrijgesteld op grond van het dubbelbelastingverdrag tussen België en dat land. Niettemin houdt België rekening met deze inkomsten bij de bepaling van het belastingtarief dat van toepassing is op andere belastbare inkomsten in België. Dit wordt “vrijstelling met progressievoorbehoud” genoemd.  De inkomsten van buitenlands onroerend goed zal de belasting op de Belgische inkomsten opdrijven in de progressieve belastingtarieven.

In 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie reeds verklaard dat de verplichting om de huurwaarde van een buitenlandse onroerend goed aan te geven een inbreuk was op het door het vrij verkeer van kapitaal gewaarborgd door het Europese recht (zaak C-489/13, Verest en Gerards). In 2012 had België dat al toegegeven. Op 12 april 2018 heeft het Europees Hof België opnieuw veroordeeld (zaak C-110/17 Commissie t/België).

Dit betekent dat België zijn wetgeving zal moeten wijzigen om ervoor te zorgen dat onroerend goed in België en daarbuiten op een gelijkwaardige manier wordt behandeld, maar het Europese Hof heeft geen suggesties gedaan om het probleem op te lossen.

De beslissing zal een keuze zijn tussen een verhoging van de belasting op Belgisch onroerend goed en een andere vorm van waardering van het inkomen van onroerend goed in het buitenland. Voor tweede verblijven aanvaardt de belastingadministratie al de Franse tegenhanger voor het kadastraal inkomen, de “valeur locative”, maar niet alle landen hebben zo’n tegenhanger. Ze houden rekening met de marktwaarde van het vastgoed, in dat geval aanvaarden ze een vaste waarde zoals 2% van de Spaanse “valor cadastral” of 4% van de waarde van vastgoed in Nederland.

Een oplossing zou erin kunnen bestaan om eenvoudigweg de inkomsten van buitenlands onroerend goed vrij te stellen zonder progressievoorbehoud. Alleen de toekomst zal het uitwijzen.

Share this Post

Comments 2

  1. Geachte,

    betreffende bovenstaande problematiek zie ik maar één oplossing om de ongelijkheid weg te werken en benadelingen te beperken.

    Dit leg ik als volgt uit:

    Onroerende verhuur: invoer van het systeem werkelijke huurontvangsten en -lasten verminderd met de werkelijke kosten (EGW, grondbelasting, verwarming, afschrijvingen, verbouwingen, makelaarskosten, onderhoud, intresten,…). Dit systeem bestaat al in Duitsland en kent ginds weinig problemen. Het huidig systeem van geïndexeerd KI x 1,4 is nadelig voor de huurder omwille van jaarlijkse huurindexatie én het belemmert de noodzakelijke onderhoudswerken lastens de verhuurder.
    In een Duits voorbeeld is het trouwens al duidelijk dat een kostenforfait van 40 % niet realistisch is. Werkelijke kosten bedragen zo’n 70-80 %. Het moet dan ook de bedoeling zijn om het huurrecht in eerste instantie bij te schaven zoals de afschaffing van de jaarlijkse huurindexatie. Creatie van overdraagbare fiscale verliezen is evenzeer mogelijk omwille van verantwoorde onderhoudswerken. Het fictieve kostenforfait van 40 % veroorzaakt effectief dubbele belasting voor verhuurde onroerende goederen gelegen in een land van de EER buiten België, zelfs al is het met progressievoorbehoud.

    Tweede verblijven (niet-verhuurd): o.b.v. bovenstaande oplossing voor onroerende verhuur leidt dit verhaal tot niet-belastbaarheid van pure tweede verblijven zonder verhuurdoeleinden wat een goede zaak is voor tweede verblijven in België en een ander land gelegen in EER.
    Huidig systeem van geïndexeerd KI x 1,4 is pervers door de intrestaftrek en de aftrek langetermijnsparen. Verder is dit een pure vermogenstaxatie wat eigenlijk niet mag in een wetboek inkomstenbelasting. Inkomstenbelasting betreft taxatie van inkomsten. Vandaar dat het aangeven van een werkelijke huurwaarde een reinste waanzin zou zijn.
    In dat voorbeeld gewoon het onroerend inkomen, intrestaftrek en langetermijnsparen afschaffen voor België en de andere landen gelegen in de EER.

    Voor tweede verblijven is de invoer van vastgoedfiscaliteit apart van wetboek inkomstenbelasting mogelijk zonder een buitenlands onroerend goed daarbij te betrekken.

    KI blijft behouden voor de berekening van de onroerende voorheffing.

    Vrijstelling zonder progressievoorbehoud is een heel slecht idee omdat men dan de taxatie van het wereldwijd inkomen in vraag stelt. Dit kan dan leiden tot de vrijstelling van het buitenlands beroepsinkomen zonder progressievoorbehoud.

    Kan u eens bovenstaande kwesties onderzoeken en feedback geven, a.u.b.?

    Alvast bedankt!

    Met vriendelijke groeten,

    Benedikt Schlegel

    1. Post
      Author

       

      Geachte heer, 

      Dank u voor uw opmerkingen.

      Ik antwoord op vragen over persoonlijke problemen. Ik doe niet aan politiek en ik gewaag me ook niet aan het voorstellen van oplossnigen die misschien maar misschien ook niet door de politici zullen overgenomen worden. Vrijstelling met progressievoorbehoud is de hoeksteen van ons fiscaal systeem in het vermijden van dubbele belasting. België zal er heel lang over doen om die overboord te gooien.

       

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *